Dunia mbili

Dunia mbili

Wat vliegt de tijd. Ik knipper twee keer met mijn ogen en zit alweer voor de tweede keer in het vliegtuig naar Nederland. Perfecte timing, want na 3 maanden bijna non-stop werken begon ik me aan de kleine dingen te ergeren. Hoe inefficiënt de patiëntenstroom bij de operatiekamer wordt weggewerkt, het eeuwige wachten op OK-jassen/OK-personeel/operatie-instrumenten, hoe voor je gevoel elke patiënt op de gang je aanklampt om te worden gezien door een dokter.. Soms is het even te veel. Hoe fijn is het dan om even met je neefje te knuffelen, om wijntjes te drinken op het terras van Rotterdam, je in het zweet te dansen op een prachtige tot in de puntjes verzorgde bruiloft, en in de supermarkt alles te kunnen uitkiezen wat je hartje begeert (kaas, kaas en nog meer kaas).

Soms waan ik me een bipolaire persoonlijkheid. Hoe verschillend zijn deze twee werelden. In de ene wereld doen mijn vrienden onderzoek door hartcellen te kweken op microchips, in de andere hebben mensen geen geld om hun bloed te laten onderzoeken. In de ene wereld worden mensen tot de laatste snik met de nieuwste technologieën in leven gehouden, in de andere komen kinderen vaak zo laat aan dat ze de eerste 24 uur in het ziekenhuis al niet meer kunnen overleven. Hoe ik zo makkelijk tussen deze twee werelden kan schakelen, vind ik keer op keer weer bijzonder.

Toch liggen deze twee werelden zelfs in Tanzania niet ver van elkaar af. Op een uur rijden van mijn huis word ik de poort van de goudmijn binnengelaten door de van oorsprong Zimbabwaanse Michael. Met hem en andere expats gier ik van de roodgekleurde heuvels op spiksplinternieuwe mountainbikes, eet ik heerlijk vlees van de barbecue naast de golfbaan en sauna en lig ik op zondag in het zwembad. Met hernieuwde energie haal op maandag ik mijn witte jas weer van de kapstok. In deze wereld ben ik op dit moment het liefst.

 

How time flies. I blink two times and I’m in the airplane to the Netherlands for the second time. Perfect timing, because after 3 months of almost non-stop working I was starting to get annoyed by the small things. The inefficiency of the personnel, the neverending wait for operation gowns/operation personnel/operation instruments, how it feels like every patient stops you in the hallway to be seen by a doctor.. Sometimes it’s too much. How great it feels then to hug your little nephew, to drink wine on a terrace in Rotterdam, to dance untill you sweat at a beautiful and very well catered wedding, and to be able to choose anything your heart desires in the supermarket (cheese, cheese, and more cheese).

Sometimes I think I have a bipolar disorder. How different are these two worlds. In one world my friends do research by growing heart cells on microchips, in the other people don’t have the money to have their blood work done. In one world people are being kept alive untill their last breath with the newest technologies, while in the other the children often arrive so late that they don’t survive the first 24 hours in the hospital. Every time it surprises me how easy it is for me to switch between these two worlds.

But even in Tanzania these worlds aren’t so far apart. A one hour drive from my house I am greeted by the orginally Zimbabwean Michael at the gate of the gold mine. Together with him and other expats I rush down the red coloured slopes on fancy new mountainbikes, I eat delicious barbecued meat next tot he golf course and sauna and I lie in the pool on Sunday. Completely energized I take my white coat from the coat rack on Monday. This is my favorite world for now.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *